Amfibieën - Amphibia

Reptielen en amfibieën zijn 2 verschillende groepen dieren. Amfibieën zijn de wormsalamanders (Gymnophiona), salamanders (Caudata), kikkers en padden (Anura). In totaal zijn er meer dan 7000 soorten amfibieën. Ongeveer 6200 soorten kikkers en padden, 700 soorten salamanders en 19 soorten wormsalamanders. Ze hebben een dunne huid zonder schubben die veel klieren bevat om de huid vochtig te houden. Daarom moeten deze dieren vaak even het water induiken om hun huid vochtig te houden. Ze leggen hun eitjes in het water. Daaruit komen larven die een gedaantewisseling doormaken. Denk maar eens aan kikkervisjes die later uitgroeien tot kikkers. De eitjes hebben geen harde schaal. Er zijn ook tropische soorten die hun eitjes aan een blad boven het water hangen, wanneer de jongen dan uit het ei komen vallen ze meteen in het water. 

Amfibieën maken naast de longademhaling ook gebruik van huidademhaling. De in de huid gelegen bloedvaten kunnen zuurstof uit de omgeving opnemen (diffusie). Veel soorten amfibieën scheiden via klieren in de huid een substantie uit die hen tegen uitdrogen beschermt. Ook zijn er soorten die in bepaalde klieren een min of meer giftig secreet produceren dat door de huid wordt afgescheiden als een vorm van verdediging. Ondanks hun aanpassingen aan het landleven zijn amfibieën vaak gebonden aan een meer of minder vochtig milieu. Ze zijn vaak ‘s nachts actief en hebben een voorkeur voor de wat koelere plaatsen. Amfibieën kunnen hun lichaamstemperatuur niet zelf reguleren en constant houden. Ze zijn dus ectotherm, dat wil zeggen afhankelijk van de omgeving waar ze zich bevinden. De alom bekende term “koudbloedig” is onjuist, omdat het bloed niet koud is, maar ongeveer gelijk aan de omgevingstemperatuur. Voor hun voortplanting zijn amfibieën afhankelijk van water. De afgezette eieren hebben geen schaal, maar zijn meestal omgeven door een geleiachtige substantie. De eieren hebben op z’n minst een vochtige omgeving nodig om tot ontwikkeling te komen. Meestal gebeurt dit in het water. De pas uitgekomen larven hebben nog geen poten, maar wel een staart. Voor de ademhaling maken de larven gebruik van hun kieuwen en hun huid. Na verloop van tijd krijgen ze pootjes en gaan ze via hun longen ademhalen. Dit noemt men de metamorfose. Hierna gaan ze pas de definitieve kenmerken van een volwassen amfibie vertonen en kunnen ze het water verlaten. 

Wij kennen in ons kikkerlandje 16 soorten amfibieën; 11 soorten kikkers en 5 soorten salamanders.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb