Slangen - Serpentes
s'Werelds zwaarste slang; groene anaconda, Eunectes Murinus.. gemiddeld ongeveer 8 meter en een gewicht van 250 kg.
Slangen zijn reptielen die ondanks dat ze geen ledematen en oogleden hebben, toch perfecte jagers zijn die zich over de hele wereld hebben verspreid, inclusief de zeeën. Er zijn op het moment ongeveer 3000 soorten slangen bekend, waarvan ongeveer 10% giftanden heeft dat zijn dus ongeveer 300 soorten met giftanden. Slangen hebben zich door de evolutie ontwikkeld tot de dieren die wij nu kennen. Vele grote slangen, zoals boa’s en pythons, hebben kleine poten onder de huid in de buurt van de anusspleet. In feite gaat het om restjes van poten en bekkenbeenderen. Alle slangen stammen immers van hagedissen af en zijn geëvolueerd tot reptielen zonder poten. De poten worden niet meer gebruikt om te lopen, maar de mannetjes gebruiken ze wel nog om zich tijdens het paren aan het vrouwtje vast te hechten. Er zijn ook slangensoorten zoals groefkopadders en pythons die gebruik maken van warmtesensoren. Op de bovenlip zitten kleine vierkante gaatjes, hiermee voelen ze een warmteverschil van 0,003 K.
Veel dieren en mensen hebben angst voor slangen, wanneer dit echt een fobie is spreekt men van ophidiofobie ofwel slangenfobie: een overmatige angst voor slangen of slangachtige dieren. Echter, die angst is eigenlijk nergens voor nodig, de dieren zijn gemaakt om verzwakte en oudere dieren te verwijderen, ze zijn dus heel nuttig en regelen de populatie van veel dieren. Zoals alle dieren moeten ook slangen met respect behandeld worden, ze bijten alleen wanneer nodig. Zolang je het dier en zijn omgeving respecteert, gaat er weinig mis. Slangen zijn prachtdieren die respect verdienen, net zo veel als alle andere diersoorten.
In ons kleine kikkerlandje leven ook slangen, namelijk de adder (Vipera Berus), gladde slang (Coronella Austriaca) en de ringslang (Natrix Natrix). Van deze soorten is alleen de adder giftig.
Gladde slang (Coronella austriaca)
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Serpentes (Slangen)
Familie: Colubridae (Gladde slangen)
Onderfamilie: Colubrinae
Geslacht: Coronella
Omschrijving: De gladde slang heeft gladde schubben en donkerbruine rijen van vlekken op de rug en staart. De kop is eivormig, de ogen zijn geel met een ronde pupil. Verder is de kleur vrij egaal, hij is bruin tot grijsbruin. Deze slang wordt 60 tot 80 centimeter.
Voedsel & giffen: Gladde slangen jagen op kleine gewervelde zoals hagedissen en knaagdieren. Verder eten ze de eieren van hagedissen en andere slangen. Ook eigen jongen staan op het menu. Deze slang is niet giftig. Een gladde slang heeft te kleine tanden om schade aan te richten
Habitat: gladde slangen komen voor in gebieden met open terreinen, zoals heide, hoogveen en stuwwallen. Ze komen enkel voor op zandgronden.
Voortplanting: Er is weinig bekend over het paringsgedrag van gladde slangen en wat hieraan vooraf gaat. Wel is bekend dat na een draagtijd van 3 maanden de jongen geboren worden. Het vrouwtje legt geen eieren maar is eierlevenbarend. Er worden maximaal 15 jongen per nest geboren, deze zijn 12 tot 20 centimeter lang. Ze worden geboren tussen eind juni en september.
Vijanden: Een grote roofvogels zoals een buizerd kan gemakkelijk een volwassen gladde slang pakken, jonge slangen vallen ten prooi aan kraaiachtigen of zoogdieren zoals wilde zwijnen, egels en vossen.
Bescherming: De gladde slang is geen bedreigde diersoort. Echter zijn er niet veel geschikte prooidieren in Nederland en België voor deze slang. Dit in het inkrimpen van het leefgebied kan een probleem vormen. Hij staat op de rode lijst dan ook als ‘kwetsbaar’ aangeduid.
Ringslang (Natrix Natrix)
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Serpentes (Slangen)
Familie: Colubridae (Gladde slangen)
Onderfamilie: Natricinae
Geslacht: Natrix
Omschrijving: De ringslang heeft karakteristieke vlakken aan de weerszijden van de hals, vlak achter de kop. Deze gele vlakken zijn soms aan de bovenkant van de slang verbonden in een ring. Ze komen echter niet altijd voor, ook geheel zwarte ringslangen bestaan. De slang is lichtbruin tot zwart met enkele donkere strepen lans de breedte en soms twee lengtestrepen. Ringslangen zijn slanke slangen met een lange staart. In Nederland en België komt de ondersoort Natrix natrix helvetica voor, de gevlekte ringslang. Deze is grijs en heeft rechthoekige vormen langs de flanken. Ringslangen kunnen 1 tot 2 meter groot worden, vrouwtjes worden groter dan mannetjes.
Voedsel & giffen: De jongen eten kleine prooien zoals kikkervisjes, regenwormen en naaktslakken. Volwassen slangen eten kikkers, padden, de larven van salamanders, vissen, muizen en jonge vogels. Ringslangen zijn giftig, maar hebben kleine tanden achterin de bek. Hierdoor kan de slang niet gemakkelijk een mens bijten. Zelfs indien deze slang zou bijten, is het gif nog te zwak om voor problemen bij mensen te zorgen.
Habitat: Ringslangen hebben behoefte aan open terrein en gesloten gebieden om te overwinteren. Verder houden ze van water, niet alleen voor zichzelf maar ook voor hun prooien. Ze komen vooral voor op lage, natte gebieden.
Voortplanting: De ringslang is de enige eierleggende slang in Nederland en België. De eieren worden op warme plekken gelegd, zoals in hopen plantaardig afval. Er zitten 8 tot 40 eieren in een legsel, hoe wel het er soms 50 of meer kunnen zijn. De eieren blijven aan elkaar plakken op uitdroging te voorkomen.
Vijanden: Deze slang wordt onder andere gegeten door de ooievaars, egels en de bunzing. Wanneer de slang bedreigt wordt houdt hij zich dood en scheidt hij een stinkende vloeistof uit. Indien dit niet meer mogelijk is – hij wordt bijvoorbeeld uit zijn slaap gehaald – dan gaat hij dreigen. Dit bestaat uit luid sissen en soms schijnaanvallen.
Bescherming: De ringslang staat in Nederland en België op de rode lijst. Er worden kunstmatige broedhopen aangelegd, in de hoop dat ze zich beter voortplanten.
Adder (Vipera berus)
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Serpentes (Slangen)
Familie: Viperidae (Adders)
Onderfamilie: Viperinae
Geslacht: Vipera
Omschrijving: De adder, ook wel gewone adder, Europese adder of moerasadder, is een kleine slang. Hij wordt 50 tot 70 centimeter groot. Hij heeft een karakteristiek zigzag-patroon op zijn rug, een uitstekende schub boven zijn oog en bruine tot rode ogen met een verticale pupil. Bovenop de kop is een V-vormige vlek zichtbaar met de punt tussen de ogen.
Voedsel & giffen: Adders eten valles van insecten tot kikkers en vogels. Adders jagen regelmatig ’s nachts op kleine knaagdieren. Dit is de enige giftige slangensoort in Nederland en België. Adders hebben grote, holle giftanden die het gif tot diep in de prooi brengen. Adders vallen zelden aan, hooguit wanneer iemand hem probeert te vangen of op de slang gaat staan.
Habitat: De adder komt voor in vochtige omgevingen met dichte vegetatie en grote objecten zoals rotsen of holen van dieren. Dit heeft de adder nodig om zich te kunnen verschuilen, om voedsel te vinden en om te zonnen.
Voortplanting: Vrouwelijke adders paren met verschillende mannetjes. Het is dan ook niet vreemd als in hetzelfde legsel jongen van verschillende vaders zitten. Drachtige adders zonnen veel om de eieren tot ontwikkeling te laten komen. Net als gladde slangen zijn adders eierlevendbarend. Na 3 tot 4 maanden komen 6 tot 20 jongen ter wereld.
Vijanden: De adder kan ten prooi vallen aan roofvogels en verschillende zoogdieren, voornamelijk de egel. Ook dassen, zwijnen en honden en katten vormen een bedreiging. Jonge adders hebben veel meer natuurlijke vijanden, padden, kikkers en snoeken, maar zelfs grote loopkevers vormen een bedreiging.
Bescherming: De adder staat op de rode lijst van bedreigde diersoorten in Nederland en België. Wereldwijd wordt hij niet bedreigd.
Gladde slang
Ringslang
Adder
Maak jouw eigen website met JouwWeb